Uitstekende film: Pride. Hoe solidariteit vooroordelen overwon

The real thing: LGSM members march in support of the minersOp het Gentse Filmfestival is er zondag de Belgische première van de film ‘Pride’ over de solidariteit tussen LGBT-activisten en de stakende mijnwerkers in Groot-Brittannië in 1984. We publiceren een recensie door Michael Johnson, eerder verschenen in weekblad ‘The Socialist’.

De film Pride toont de oprichting van de groep Lesbians and Gays Support the Miners (LGSM) en toont hoe die groep actief was in de mijnwerkersstaking van 1984-85. De Londense afdeling van LGSM haalde heel wat geld in om de mijnwerkers te steunen, er werd ongeveer 20.000 pond opgehaald voor mijnwerkers in Wales en de groep trok naar tal van gemeenschappen die ze steunden. Er ontstonden gelijkaardige groepen doorheen het hele land.

De film gaat al snel over tot de pogingen vanuit de LGBT-gemeenschap om de staking te steunen, ondanks twijfel in de gemeenschap. Personages in de film hebben het over de homofobie waarop ze in arbeidersbuurten botsten. Maar er wordt ook ingegaan op de twijfels bij de mijnwerkersvakbond NUM (National Union of Miners) over een te grote zichtbaarheid van LGBT-activisten en hoe dit zou gebruikt worden door de politie, media en werkwilligen.

Al deze moeilijkheden beginnen te verdwijnen als de groepen beseffen hoe gelijkaardig hun strijd eigenlijk is. Pride wijst terecht op de rol van de politie en de media in de staking, maar ook tegenover de LGBT-gemeenschap. De film begint met echte beelden van een politie-aanval op stakersposten van de mijnwerkers.

Er wordt sterk nadruk gelegd op politierepressie en ook de LGBT-gemeenschap kon daarvan meespreken. De toenmalige verantwoordelijke van de politie van Manchester, James Anderton, omschreef mensen met HIV of Aids als “een menselijke beerput van eigen makelij.” De vakbonden omschreef hij als “industriële maffia”.

De krant The Sun bracht een voorpagina met als titel: “Perverten steunen mijnwerkers” (Perverts support the pits). Dat vormde ook in de echte beweging een keerpunt en het vormde de aanleiding voor de grootste benefiet waar LGSM ooit bij betrokken was.

Pride is een grappige film, maar er wordt niet geaarzeld om in te gaan op de moeilijkheden van beide gemeenschappen in de jaren 1980. Homofobie en de opkomende aids-crisis komen doorheen de film aan bod (Mark Ashton, een van de oprichters van LGSM, overleed enkele jaren na de staking aan aids). De mijnwerkersgemeenschappen kenden een toenemende wanhoop, er was zelfs geen geld meer voor verwarming.

De film benadrukt het belang van solidariteit. Mark Ashton van LGSM stelt in de film: “Een gemeenschap moet solidariteit aan de andere geven. Het is volstrekt onlogisch om te zeggen: ‘ik ben homo en ik verdedig de LGBT-gemeenschap, maar al de rest kan me niet schelen.’”

Ook toont de film welke impact arbeidersgemeenschappen kunnen hebben als ze zich verenigen. De mijnwerkersstaking leidde niet tot een overwinning, maar we zien wel hoe mijnwerkers nadien met grote groepen naar de Pride-betogingen trokken om steun te geven aan diegenen die hen steunden. De mijnwerkersbond NUM speelde in de jaren 1980 een cruciale rol om de Labour Party tot steun aan de strijd voor LGBT-rechten te brengen.

De samenwerking tussen de LGBT-activisten en de vakbondsmilitanten, was een enorme stap vooruit. Een delegee van de mijnwerkers bedankte voor de steun van LGSM: “Als je strijdt tegen een vijand die veel groter en sterker is dan jij, is het geweldig als blijkt dat je een vriend hebt die je niet eens kende.”