Extreemrechtse grondlegger overleden

11vmoZonder veel ophef (ook niet bij zijn partijgenoten) is voormalig VMO-kopstuk en VB’er van het eerste uur Roger Spinnewyn op 83-jarige leeftijd overleden. De man die in Brugge een voortrekker was van de verboden privé-militie Vlaamse Militanten Orde en in die hoedanigheid de politieke vorming van Filip Dewinter en Frank Vanhecke mee bepaalde, bleef tot op het einde trouw aan zijn partij. Bij de laatste verkiezingen haalde hij 53 voorkeurstemmen in het Westvlaamse Zedelgem.

Roger Spinnewyn was betrokken bij verschillende acties van de gewelddadige organisatie VMO. Die werd in 1983 veroordeeld als privé-militie. Na het eerdere overlijden van VMO-leider Bert Eriksson – de man die tot op het einde van zijn leven zijn trouw aan de ‘Führer’ bleef belijden – verdwijnt met Spinnewyn nog een kopstuk van de meer gespierde extreme rechterzijde. Net als bij het heengaan van Eriksson lijkt het huidige Vlaams Belang daar officieel liefst niet al te veel over te zeggen. Hoewel die gewelddadige geschiedenis een integraal onderdeel is van waar de partij vandaan komt, wordt vandaag meer belang gehecht aan het imago dat niet mag bezoedeld worden om de postjes niet in het gedrang te brengen.

Het ‘hoogtepunt’ van Spinnewyn bij de VMO was ongetwijfeld ‘operatie Brevier’ uit 1973, een operatie waarbij Spinnewyn met zijn zoon John (die nadien parlementslid voor het VB werd) en Bert Eriksson het lijk van de nazicollaborateur Cyriel Verschaeve in Oostenrijk ging opgraven om het opnieuw te begraven in ‘Vlaamse grond’. Spinnewyn hield zich ook bezig met contacten met andere groepen die een stap verder gingen dan louter politieke activiteiten. Zo werd een kopstuk van de Duitse terreurgroep Hoffman bij Spinnewyn thuis opgepakt. Zelf was Spinnewyn verantwoordelijk voor het VMO-commando dat het Voerense gemeentehuis in 1979 bestormde en voor de inval in de Brugse Halletoren in 1980.

In en rond Brugge was Roger Spinnewyn een centrale organisator van extreemrechts. Hij baatte een café uit waar de vergaderingen en politieke vormingen van extreemrechts plaatsvonden. Twee figuren uit deze Spinnewyn-school zouden nationale prominentie verwerven: Filip Dewinter en Frank Vanhecke. De opkomst van een nieuwe generatie jonge extreemrechtse militanten in Brugge versterkte het zelfvertrouwen in deze kringen. Het leidde tot een golf van politiek geweld tegen alternatieve cafés of tegenstanders. Het is geen toeval dat marginale neonazi-groeperingen zoals Blood&Honour inspiratie haalden bij het VMO. Met Bert Eriksson die zelf deelnam aan activiteiten van Blood&Honour – zoals de jaarlijkse Hitler-herdenking op diens geboortedag (20 april) – was er zelfs een directe band.

Het Vlaams Belang deed Blood&Honour af als ‘gestoorde bietekwieten’ en probeerde afstand te bewaren. Ook tegenover de meer radicale figuren werd wat afstand ingebouwd. Dat verklaart wellicht waarom noch Dewinter noch Vanhecke reeds reageerden. Vlaams parlementslid Pieter Huybrechts daarentegen verklaarde: “Net zoals ik aanwezig was op de begrafenis van Bert Eriksson zal ik aanwezig zijn op de begrafenis van Roger. Of bepaalde personen dat nu graag hebben of niet…Roger was een kameraad uit één stuk!” Huybrechts staat intern al langer op een zijspoor dat bij de komende verkiezingen een doodlopend spoor wordt.

Dat de pogingen van het Vlaams Belang om afstand te nemen van het eigen gewelddadige verleden vooral een imagokwestie zijn, blijkt uit het feit dat Roger Spinnewyn zelf tot op het einde van zijn leven actief bleef als militant en kandidaat van het Vlaams Belang bij verkiezingen. Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen was hij kandidaat in Zedelgem en wist hij 53 voorkeurstemmen te behalen. Vorig jaar werd de ‘40ste’ verjaardag van ‘operatie Brevier’ aan het graf van Verschaeve in Alveringem gevierd. Roger Spinnewyn en Xavier Buisseret werden daarbij gehuldigd. De verjaardag werd een jaar vroeger gevierd om zeker te zijn van de aanwezigheid van Spinnewyn en Buisseret. Voor de gelegenheid werden VMO-vlaggen terug boven gehaald.